Kondō (Golden Hall) of Daigo-ji, a National Treasure of Japan. It is designated as a World Heritage Site.
Shinnyo-en's verhaal begon in 1936. Shinjo Ito had een comfortabele carrière als vliegtuigingenieur, maar voelde een sterk verlangen om het boeddhisme na te streven en mensen naar geluk te leiden.
Met de steun van zijn vrouw Tomoji begon Shinjo zijn opleiding in Shingon, een belangrijke school van het Japanse boeddhisme die gesticht werd in de 9e eeuw, in het tempelcomplex Daigoji in Kioto. Volgens de mystieke leer van Shingon is verlichting geen ver verwijderde realiteit die talloze levens kan vergen om te bereiken. Integendeel, het is een deel van de realiteit waarin we leven. Met de begeleiding van een echte leraar kan door beoefening ten bate van zichzelf en anderen verlichting worden verwezenlijkt.
Shinjo bestudeerde heilige boeddhistische teksten (bekend als soetra's), op zoek naar een tekst die de mystieke waarheden van Shingon zou omvatten, maar ook het Shingon boeddhisme toegankelijk zou maken voor leken. Shinjo concludeerde dat de Nirvana soetra - die zich concentreert op de leringen van de Boeddha in de laatste momenten van zijn leven - de perfecte tekst was om mensen te helpen Boeddha's onderricht te begrijpen. De Nirvana soetra bundelt de leringen die de Boeddha op zijn laatste dag heeft nagelaten; het is de erfenis van de Boeddha en het hoogtepunt van vijfenveertig jaar onderricht. De Boeddha benadrukt in zijn laatste toespraak dat iedereen verlichting kan bereiken, en verwelkomt eenieder op het pad van het cultiveren van de vier deugden van vriendelijkheid, medeleven, vreugde en gelijkmoedigheid.
(Uittreksel van shinnyoen.org)
Tomoji werd geboren als "Tomoji Uchida" op 9 mei 1912 in Takane, Yamanashi. Zij was de echtgenote van Shinjo Ito, en wordt beschouwd als de medeoprichtster van Shinnyo-en. In de jaren '50 werd zij het administratieve hoofd van de sangha tot aan haar overlijden. Ze steunde hem als echtgenote en als beoefenaar. Tomoji stond erom bekend de boeddhistische leer in de praktische sfeer van het dagelijks leven te brengen. Vaak gaf ze les over het boeddhisme vanuit de warmte van haar keuken. Haar informele stijl werd een van haar nalatenschappen aan de Shinnyo sangha. Altijd vastbesloten om de wijsheid van het boeddhisme te delen, vergezelde ze Shinjo op een zware interreligieuze goodwill-tournee door Europa in de zomer van 1967. Tijdens de reis leed ze aan uitputting en na terugkeer in Japan overleed ze plotseling op 6 augustus 1967.
Haar postume titel Shojushinin kan vertaald worden als "iemand die de geest van acceptatie en harmonie heeft". Zij was Kyoshu Shinjo's echtgenote, zijn eerste discipel, en een bron van constante steun voor hem en alle leden van de sangha. Ze leidde de sangha met nederigheid en gratie, en doordrenkte al haar handelingen met de essentie van Shinjo's leer. Ze onderwees mensen op zo'n nuchtere, toegankelijke manier dat mensen haar zagen als hun "dharma-moeder". De moeilijkheden die ze in haar eigen leven ondervond, hielpen haar warm, accepterend en sterk te worden, en ze had een uitzonderlijk vermogen om de mensen om haar heen te begrijpen en te steunen.
Shojushinin staat ook bekend als de "Spirituele Bron", omdat zij de eerste spirituele gids was voor de sesshin training.
Ze was ook meester in de riten en leringen van het Shinnyo Boeddhisme, en was toegetreden tot één van de hoogste priesterlijke rangen die verleend worden door het Shingon Daijoji klooster. We zien in haar de belichaming van onbaatzuchtigheid en de ondersteunende, barmhartige activiteiten van het Boeddhaschap.
Zij beheerste ook de riten en leringen van het Shinnyo boeddhisme, en bekleedde een van de hoogste priesterlijke rangen van het Shingon Daigoji klooster. Wij zien in haar de belichaming van onbaatzuchtigheid en de ondersteunende, meelevende activiteiten van het boeddhaschap.
(Uittreksel van oyasono.online)